Beschrijving van bruggenhoofd Gent.
Gedetailleerde beschrijving van de bunkers en hun bewapening.
Hieronder vindt u nadere uitleg over hoe een Hotchkiss- of Coltmitrailleur kon worden opgesteld in de bunkers van Bruggenhoofd Gent.
Opstellen van een Hotchkiss- of Coltmitrailleur in de bunkers van bruggenhoofd Gent.
Omdat binnen het Belgische leger ten tijde van de bouw van de bunkerlinie Bruggenhoofd Gent toch nog heel wat oudere zware mitrailleurtypes courant in gebruik waren, werd al vrij snel beslist de bunkers bijkomend uit te rusten voor de mogelijke opstelling van andere bijkomende types mitrailleurs. Een eerste vorm van aanpassing was identiek voor de mogelijke opstelling van een Hotchkiss- of Coltmitrailleur.
De Franse Hotchkiss M1914 en M1916.
Dit wapen was tijdens WO I de standaardmitrailleur bij het Franse leger. Het eerste model van Hotchkiss werd reeds in gebruik genomen in 1897 bij het Franse leger. Het grote nadeel van dit luchtgekoelde wapen, was dat het vrij snel oververhit geraakte.
Omdat dit probleem niet meteen opgelost geraakte, werd zonder medeweten van de fabrikant Hotchkiss bij een tegenpartij een vrij gelijkend wapen ontwikkeld, namelijk de Puteaux M1905. Deze kreeg al snel zijn opvolger in 1907, de St Etienne. (Foto: Replica) |
|
Qua uiterlijk was dit wapen sterk gelijkend op een Hotchkiss-mitrailleur. Het was vrij revolutionair voor zijn tijd omdat het een sterk afwijkende werking had van de meest courante in die tijd gekende mitrailleurtypes. Het systeem was echter te complex qua stangen-mechanismes en extra voor-zieningen voor koeling. De grootste spelbreker voor een grote productie van dit wapen, was dat het standaard teveel koper bevatte. |
|
Hierdoor werd het wapen reeds van voor de constructie te duur bevonden voor massaproductie. Ook dit type van mitrailleur bleek ondanks gedane aanpassingen, al te gemakkelijk te blokkeren. Deze poging om de originele fabrikant Hotchkiss de loef af te steken draaide op een sisser uit. In 1914 kwam Hotchkiss met zijn M1914 op de proppen. Dit model bleek de meeste van zijn vroegere kinderziektes te hebben afgeworpen en werd wel een productiesucces.
Het wapen ging bij het Franse leger net voor WO I massaal in gebruik en kon zeker bestempeld worden als een goede mitrailleur. Het wapen was standaard een kaliber 8 mm. Standaard werd het van munitie voorzien met strips van 24 of 30 patronen. Het wapen was luchtgekoeld. De vuursnelheid bedroeg 400 schoten per minuut en had een afvuursnelheid van 725 m/s (2610 km/u). Het wapen zelf woog 24.5 kg. De bijhorende driepoot woog nog eens 24.5 kg.
(Schetsen Hotchkissmitrailleur: Instruction Provisoire pour les Unités de Mitrailleuses d'Infanterie due 1e Octobre 1920 - Foto's Replica of eigen collectie) |
|
|
|
|
|
Het wapen had als uitvoering ofwel achteraan een soort handvat, ofwel een kolf zoals zichtbaar op bovenstaande foto. Het museummodel is met het soort van handvat.
Toen de Amerikanen geallieerde troepen leverden tijdens WO I, was er bij deze troepen grote nood aan zware mitrailleurs. In eerste instantie gebruikten zij eveneens de Hotchkiss M1914 met een kaliber 8 mm. (Franse patronen en dus onhandig voor de Amerikaanse troepen). In een latere fase werden er in totaal meer dan 5000 Hotchkissmitrailleurs aangekocht door het Amerikaanse leger en herkamerd naar de Amerikaanse 0.30' (punt 30) patronen (7.62 mm). Zij maakten het wapen ook bruikbaar om geladen te worden met patroonbanden van 251 kogels. Dit type wapen werd later bekend als de Hotchkiss M1916.
(Schetsen Hotchkissmitrailleur: Instruction Provisoire pour les Unités de Mitrailleuses d'Infanterie due 1e Octobre 1920) |
Welke types van Hotchkissmitrailleurs effectief allen in gebruik zijn geweest binnen het Belgische leger, en vooral welke mitrailleurs dit nog waren ten tijde van mei 1940, is niet zo duidelijk te zeggen. In elk geval zijn de meeste foto's die men kan terugvinden, deze van de Hotchkiss M1914 (vaak herkenbaar aan het type van gebruikte driepikkel). Het museummodel zoals nog te bekijken in Brussel betreft ook een intakte mitrailleur van dit type. Of enkel dit type in gebruik is geweest bij het Belgisch leger is niet zo eenvoudig terug te vinden. Ook zijn de foto's (meestal uit WO I) niet altijd zo duidelijk om te gaan specifiëren welk type mitrailleur er nu effectief werd gebruikt. Er zijn zelfs soms Hotchkissmitrailleurs te zien met een houten of metalen kolf. Dit zouden zelfs Hotchkiss M1907 modellen kunnen zijn.
(Gebruikte informatiebron: www.forumeerstewereldoorlog.nl - Mitrailleurs uit WW 1) |
De Coltmitrailleur M1895 en M1914 (Potato Digger)
Het basismodel van dit type mitrailleur dateert uit 1893. Het was eveneens zoals alle voorgaande mitrailleurs een type dat werkte op gasdruk. Het was luchtgekoeld. Het kende zijn eerste militair gebruik binnen de Amerikaanse Marine.
Bij het uitbreken van WO I bestonden er van het wapen twee courante types, namelijk het M1895 en M1914. Beiden waren bijna identiek. Alleen kon bij de M1914 vrij eenvoudig de loop verwisseld worden en had deze enkele aanpassingen om oververhitting te voorkomen. Het model M1914 was standaard voorzien van een set asbest handschoenen voor het verwisselen van een oververhitte loop. In 1904 werd het wapen binnen het Amerikaanse leger herkamerd naar de courante Amerikaanse kogeltypes.
Qua kenmerken was het wapen vrij identiek aan zijn concurrenten. Het was standaard een kaliber 0.30' (punt 30 = 7.62 mm). Het werd gevoed met patroonbanden van 250 kogels. De mitrailleur alleen woog 15.87 kg, de bijhorende driepikkel 27.8 kg. De vuursnelheid bedroeg 855 m/s (3078 km/u) met een kadans van 480 schoten per minuut.
Het wapen was voor zijn tijd zeker niet slecht maar had toch als grootste gebrek de oververhitting bij langdurig automatisch vuren. Ook als het wapen met zijn driepikkel op de laagste stand werd gezet, had het door zijn vrij zware loop de neiging naar beneden te vallen in de grond. Omdat men dan het risico liep in de grond te vuren, gaf men het wapen de bijnaam van de "Potato-Digger". Binnen het Amerikaanse leger werd het wapen in 1917 vervangen door de Browning M1917. Het kende echter nog een militaire geschiedenis binnen het Canadese, Engelse, Franse en Belgische leger. Het was bijvoorbeeld een ideaal wapen om te gebruiken op het dek van patrouilleschepen aan de kust.
Binnen het Belgische leger was het wapen zeker nog in gebruik bij de reservedivisies ten tijde van mei 1940. Voor die tijd was het zeker reeds een achterhaald wapen.
Gebruikte informatiebron: www.forumeerstewereldoorlog.nl - Mitrailleurs uit WW 1 (Foto's: Replica) |
Opstellen van een Hotchkiss- of Coltmitrailleur in een mitrailleurbunker van Bruggenhoofd Gent. |
|
Om deze types van mitrailleur goed te kunnen opstellen had men zowel de draadstang als het chardome niet nodig. De metalen plaat werd dan ook in dit geval verwijderd.
Aan de voorkant van de bunker werden links en rechts van het schietgat twee gewapend betonnen muurtjes voorzien. Deze waren nodig om de voorste steunpoten van de mitrailleur te kunnen plaatsen. Bovenaan de muurtjes werden twee houten blokjes ingebetoneerd Op deze blokjes konden dan de voorste poten van de mitrailleur geplaatst worden.
Wel opmerkelijk is dat er in het totaal 256 schietgaten werden voorzien van deze gewapende betonnen poten. Van deze 256 waren et 231 schietgaten voorzien van betonnen poten van 55 cm hoog. |
|
25 Schietgaten hadden pootjes van maar 25 cm hoog. De bunkers met deze lage pootjes zijn nog moeilijk terug te vinden. Onderstaande bunkertjes waren zeker voorzien van de korte pootjes:
- Be5 (1x), Se1 (2x), Se12 (2x), A13 (2x), D5 (2x), B5 (1x), B20 (1x).
Op de foto links ziet u de binnenkant van de mitrailleurkamer van de bunker A33 met betonnen pootjes van 55 cm hoog (courante type). Rechts ziet u de binnenkant van de bunker A13 met de korte pootjes van 25 cm hoog (zeldzaam). |
|
Om de achterste steunpoot van de mitrailleur te kunnen opstellen werd achter het chardome in de vloer een metalen voetplaat voorzien waarop een extra metalen poot geplaatst kon worden door middel van vier uitstekende stukjes draadstang. |
|
Hierop werd dan een los in elke van toepassing zijnde mitrailleurkamer, voorziene metalen poot voorzien. Deze poot was op zijn beurt opnieuw 55 cm hoog of minder courant 25cm. Bovenaan had deze metalen poot, net zoals de betonnen poten, een houten blok met uitsparingen voor het passen van de achterste mitrailleurvoet. Jammer genoeg is het blok praktisch nergens nog terug te vinden.
Hieronder ziet u nog enkele detailtekeningen uit het Moskou-archieven van deze betonnen pootjes inclusief de derde extra poot. |
|
|
Deze derde metalen poot is praktisch nergens meer terugvindbaar. Voorlopig heb ik enkel maar in de bunker D22 (spoorwegviaduct te Kwatrecht), nog een dergelijke poot van 55 cm hoog kunnen terugvinden en fotograferen. Let wel op, dit was één van de bunkers die uitgerust was voor het kunnen opstellen van alle types van mitrailleurs. Het chardome is daardoor niet specifiek voor de mitrailleurbunkers bijkomend uitgerust voor een Hotchkiss- of Coltmitrailleur.
Het plannetje hier rechtsboven zou dan ook van de bunker D22 kunnen zijn daar dat bunkertje voorzien was voor de opstelling van alle types van mitrailleur. Het getekende chardome is namelijk dit voor het kunnen opstellen van een Browning FM30 (zie verder in de tekst.) |
Bijgevoegd nog een schets van de opstelling van een Hotchkissmitrailleur. |
|
|
Een belangrijke opmerking die wel gemaakt is bij militaire oefeningen in verband met het gebruik van de Hotchkiss- en Coltmitrailleur in de bunkers van Bruggenhoofd Gent, is dat deze wapens bij de opstelling in de bunkers zoals voorzien, meer achteruit staan dan de standaard voorziene Maximmitrailleur. Hierdoor was de schietsector door het schietgat wel merkbaar kleiner waardoor vaak niet gans het vuurbereik dat voorzien was voor de schietgaten, nog bereikbaar was. Dit probleem was minder van toepassing bij de voorziene opstelling van de Browning FM30 mitrailleur.
|